Wanneer een
dakgoot
niet direct kan afwateren, bijvoorbeeld doordat een
zakgoot
aan alle kanten door
dakschilden
is omsloten, moet het water wel via een goot via de
zolder
van één van die
kappen
afgevoerd worden. Omdat het overlopen van zo'n goot direct rampzalige gevolgen zou hebben is de bovenzijde meestal open, zodat op zolder goed te controleren is of er vuil in de goot ligt. De punten waar de goot de zolder inkomt en waar hij weer naar buiten loopt zijn de kwetsbaarste. Vogels mogen niet naar binnen kruipen en daartegen kan een slab in de goot gehangen worden of een rooster aangebracht. Dat middel vergroot natuurlijk wel de kans op verstopping wanneer er toch vuil in de goot drijft.
Wanneer een goot wel zou kunnen afwateren langs de gevel waarop hij ligt, kiest de architect soms toch voor het afwateren via Keulse goten omdat hij in het ontwerp van zijn
gevel
geen
regenpijpen
vindt passen.
Waarom heet de Keulse goot Keuls? Toen in de 13e eeuw het koor van de
Dom van Keulen
opgetrokken werd met een
beglaasd triforium,
was daar op de
zijbeuk
geen plaats voor het
gebruikelijke
lessenaardak.
Om het regenwater af te voeren was een truc nodig: een goot boven de gewelven van de zijbeuk.
Omdat Keulen heel veel invloed had op de Nederlanden, werd bij de navolging van deze oplossing
Keulen naamgevend. Eigenlijk is dit niet eerlijk, de Keulse Dom is een navolging van de
kathedraal van Amiens
waar het beglaasde triforium met dit type goot ook al toegepast was.
En vermoedelijk is deze uitvinding nog ouder.
Tekst: Jean Penders (02-2005). Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders